Terug naar Vorige Pagina | Terug naar Toneel Index
Terug naar Subindex

Café De Gewiekste Fluim

De Personages

Simon Flexibel: Armzalige Student, vriend van Pepijn

Pepijn Vliegenpapier: Armzalige Student, vriend van Simon

Sjors: Vriend van Daphne, vriend van Kasper

Daphne: Vriendin van Sjors en vriendin van Simon en Pepijn

Kasper: Wormvormig Aanhangsel, vriend van Sjors, kennis van Daphne

Dammel: Uitbater van Café De Gewiekste Fluim, vader van Wiekske

Wiekske: Serveerster, dochter van Dammel

 

Zoals opgetekend door Maurice Dekker © 1998


 

Café De Gewiekste Fluim

 

Sjors: Dus hij zegt: "Wat voor merk drumsticks gebruik je?"

Allemaal: Hahahaha!

Sjors: En ik ken nog veel meer drummerjokes. Hier. Wachte effe. Erm…

Simon: Doe geen moeite. Wie wil wat drinken?

Kasper: Nee, dank je. Een biertje echter is altijd goed.

Sjors: Ditto.

Daphne: Een appelcider graag, Simon.

Pepijn: Voor mij een rode wijn.

[Simon staat op en loopt naar de bar. Dammel en Wiekske kijken hem aan en wachten tot hij dichtbij genoeg is genaderd om te spreken.]

Dammel: Wat zal het zijn, Flexibel? Bier? Of moet je weer wijn hebben? Rode zeker? Yuppendrank, weet je dat. Voor yuppen. Ben jij een yup. Flexibel? Wel een armzalige yup! [naar Wiekske:] Vind je hem geen armzalige yup? Het is volgens mij gewoon een student. Een arme student die onder de beneveling van de eruditie alleen maar de yuppendrank wijn drinkt. Of heb je liever een cognacje, Flexibel? Mag ook, hoor. Alles kan hiero. [naar Wiekske:] Alles kan toch hiero?

Simon: [naar Wiekske] Wiekske, geef mij maar drie bier, een appelcider en een rode wijn. Oh, en je telefoonnummer.

Wiekske: [verveeld] Okay…

Dammel: Wat zei ik nou? Een rode wijn, hoor. Hij wel, de armzalige yup! Hoe verzin je het! Is bier niet goed genoeg voor je, Flexibel? Je komt hier anders maar wat graag! Zoek maar een ander café! We hoeven je hier niet eens!

Simon: [zelfgenoegzaam] Die wijn, Dammel, is niet voor mij, maar voor Pepijn, dus ga alsjeblief je domme stellingen bij hem verkondigen. Als je wilt. Bovendien kom ik hier niet voor de wijn, het bier of voor jou. Ik kom hier omdat we hier altijd komen. Dat, en vanwege Wiekske.

Dammel: Dat zal wel, ja. [loopt naar Pepijn & oreert daar verder]

Simon: Hij is en blijft een vreemde snuiter.

Wiekske: Wat?

Simon: Die Dammel is maar een rare vogel.

Wiekske: Hij is gewoon dronken, dat is alles. Kijk, je bestelling. Dat is dan 18 gulden.

Simon: Alsof je een emmer leeggooit. Wacht even, je bent nog iets vergeten zie ik; je telefoonnummer.

Wiekske: Zoek maar op.

[Voorzichtig het dienblad balancerend keert Simon terug naar de groep, welke verstomd luistert naar Dammel, die Pepijn maar niet met rust wil laten.]

Dammel: Een yuppendrank! Dat is het! Wijn! Voor yuppen! Wat moet jij daarmee, armzalige student!

Pepijn: Zeg, Dammel, vind je het niet heel erg, van dat litteken op je wang? Je kunt het nog goed zien, hè?

[Dammel valt stil en voelt over zijn wang naar het litteken dat daar zit & gaat stilletjes terug naar de tap.]

Simon: Pepijn, dat is geen manier om met mensen om te gaan, doch proleten is een heel ander verhaal! Ik durf te wedden dat hij een Marxist is.

Sjors: Een closet-Marxist! Want er echt voor uitkomen doet ‘ie niet.

Pepijn: Nee, hij is geen Marxist, maar een monarchist, en hoewel op zich daar niets op tegen is wil hij toch een beetje te graag aan de symbolen van het klasse-systeem vasthouden, of wat hij daaronder verstaat dan.

Daphne: Hoe is hij eigenlijk aan dat litteken gekomen?

Simon: Dat is nogal een leeg verhaal, eigenlijk. Het zit zo: Vroeger werkte hij in een café in Gent, maar daar braken studentenrellen uit in 1986 en de politie had op een gegeven moment alle studenten in een hoek gedreven – recht tegenover het café waar Dammel werkte. Alle studenten, met spandoeken en al, doken dat café in, met de politie erachteraan. Het hele café werd aan puin geslagen en alle studenten gearresteerd en meegenomen. Door een Godswonder vielen er geen gewonden.

Daphne: Maar hoe zit het dan met dat litteken van Dammel? Waar past dat in?

Simon: Nou, dat hele café was dus aan puin en Dammel was dat aan het opruimen, maar tijdens het opdweilen van de kapotte glazen en al het gemorste bier gleed hij uit, recht tegen een afgebroken tafelpoot aan. Het resultaat was heel veel bloed, wat ook weer schoongemaakt moest worden, het litteken op Dammels gezicht en een glazen oog.

Daphne: Dammel heeft een glazen oog? Heb ik nooit wat van gezien!

Simon: Nee? Moet je eens goed kijken. Het is eigenlijk vrij goed te zien, dacht ik. Is het je nooit opgevallen dat hij je nooit recht aankijkt? Dat kan hij namelijk niet. Let er maar eens op, zul je het zien.

Daphne: Oh…

Sjors: Het is mij ook nooit in het oog gesprongen.

Simon: Ugh! Alsjeblieft! Geen proletengrappen graag! Als het even kan helemaal geen grappen van jou, Sjors het is meer dan ik kan verdragen.

Daphne: Simon!

Simon: Daphne!

Daphne: SIMON!

Simon: Daphne?

Daphne: Simon, hou je kop!

Simon: Wou je me gaan slaan anders?

Pepijn: Sla’m!

[Simon haalt subiet uit naar Pepijn, die daardoor neervalt en met z’n hoofd tegen de tafelpoot slaat. Pepijn blijft even stil liggen en staat dan weer op, z’n hand over z’n oog houdend, wat hij blijft doen.]

Dammel: [vanachter de tap] Hé, Flexibel! Een beetje dimmen, hè? Ik wil geen gemat hebben hiero! Begrepen? Jij ook, Vliegenpapier! Allemaal! GEEN GEMAT!

Simon: Zie je, hij is nog steeds zeer paranoïde over dat soort dingen. Bang dat hij z’n andere oog ook kwijtraakt.

Sjors: In ieder geval houdt hij evengoed nog een oogje in het zeil!

Simon: [duidelijk zijn woede onderdrukkend om Sjors ook niet te gaan slaan] Mmmmmgh! Ja. Is het je wel eens opgevallen dat dit café altijd leeg is? Dat wij de enige bezoekers zijn hier?

Pepijn: Niet als we hier in ons eentje komen, dan is het altijd wel druk.

Simon: Jij komt hier in je eentje?

Pepijn: Soms.

Simon: God bewaar me! Alleen zitten in een café moet toch wel de allerzieligste bezigheid zijn onder alle zielige bezigheden die er zijn. Sterker nog, het zou onmiddelijk moeten leiden tot gedwongen opname! Jezus! Je lijkt wel een lied van De Dijk!

Pepijn: Ja, zo kan ‘ie wel weer!

Sjors: Ik kom hier ook wel eens in m’n eentje. [kijkt naar Daphne] Nouja, samen met Daphne dan.

Simon: Ja… Okay… Maar mij zul je niet alleen aantreffen in een bedompt hol als dit. Nooit!

Pepijn: Jij komt sowieso nooit ergens, tenzij wij je meeslepen.

Simon: [staat op] Wedden dat ik thuiskom zonder jullie hulp! [loopt weg]

Sjors: Dag, Simon.

[Exit Simon.]

Daphne: Waarom doet hij vaak toch zo? Waarom gedraagt hij zich zo onmogelijk?

Pepijn: Ja, dat is een goed bewaard geheim. Maar één waarvan ik de vindplaats weet.

Sjors: Vertel dan maar.

Pepijn: Nee. Straks misschien, maar nu nog niet. Heb geduld.

Dammel: [vanachter de tap] Zo, die Flexibel is weg? Nou, daar ben ik lekker mee! Heb ik net een hele fles wijn voor ‘em geopend, gaat ‘ie weg!

Wiekske: Nee, pap. Pepijn wou wijn. Simon had een biertje, weet je nog?

Dammel: Dus die Vliegenpapier moest wijn? Nou, een geluk bij een ongeluk! Als het die Flexibel was geweest zat ik nu met een nog bijna volle fles wijn in m’n maag. Denk maar niet dat behalve die Flexibel er iemand wijn drinkt hier! Geen sprake van!

Wiekske: Goed hoor, pap.

[Dammel en Wiekske gaan door met waar ze ook mee bezig waren. Glazen omspoelen ofzo.]

Sjors: Maar waar hadden we het over?

Daphne: Dammels glazen oog.

Pepijn: Weet je, mijn oog begint ook aardig pijn te doen na die mep.

Sjors: Ik twijfel of Dammel pijn heeft aan zijn glazen oog.

Daphne: Zou zoiets inderdaad geen pijn doen?

Kasper: Waarom vraag je het niet? [naar Dammel] Hé, Dammel! Kom eens hier!

[Dammel loopt weer naar het tafeltje. Als hij bij het tafeltje staat proberen Daphne, Kasper en Sjors zo onopvallend mogelijk naar Dammels oog te kijken.]

Dammel: Wat is er nu weer?

Kasper: Daphne had een vraag voor je.

Daphne: Kasper!

Dammel: Kasper? Is dat een vraag? Is dit een soort grap ofzo? Zo’n studentengrap? Kasper? Betekent dat misschien ‘Lul’ in jullie taal? Ja, sorry hoor, maar ik ben nu eenmaal niet zo hoog opgeleid als jullie, dus van dat soort zaken heb ik geen verstand! Maar gaan jullie maar eens achter de tap werken, dan zal je wel anders piepen! Ha! Dat is pas echt werken. Een beetje op je luie krent zitten kunnen jullie wel, maar werken is jullie vreemd!

Daphne: [ongeduldig wachtend op een opening] Nee! Ik heb helemaal geen vraag! Het is zo’n flauw geintje van Kasper!

Dammel: Zie je wel, zo’n flauw geintje! Ik wist het wel. Jaja, ik mag dan niet zo slim zijn als jullie, maar dat soort dingen heb ik zo door! Ik wel!

Kasper: Nee, Dammel. Ik had een vraag. Ik wil namelijk nog eens iets bestellen graag alstublieft-dankuwel.

Dammel: Toch geen wijn hè? Dat is toch wel zo’n yuppendrank! Jezus! Volledig misplaatst tussen zo’n stelletje armzalige studenten als jullie!

Pepijn: [onderbreekt Dammel] Nou, voor mij wel, en iets voor op m’n oog, want het begint nu toch wel echt gemeen zeer te doen, hoor.

Sjors: Dammel, weet jij iets voor, eh, tegen pijn in je oog?

Daphne: Shhh! (Lul!)

Dammel: Neuh, niet zo 1-2-3… Laat een kijken. [trekt hand van Pepijn voor diens oog weg] Godchristusjezusmina-allemachtig! ’t Ziet helemaal rood!

Pepijn: [paniek] Wat?!

Dammel: Wiek, moet je eens kijken! Z’n oog is he-le-maal rood! [Wiekske blijft staan, Daphne, Kasper en Sjors staren aandachtig naar het paarsomrande, rode oog van Pepijn en voelen zich raar worden in hun maag] De laatste keer dat ik dat zag was in 1986, dat was toen met die studentenrellen in Gent… Jeetje… [denkt terug aan toen]

Kasper: Vertel daar eens wat meer over, Dammel, want zelden werd er zo mysterieus rond iets gedaan.

Dammel: Neuh… Er is niet zoveel over te vertellen. Er was die gozer en die flikkerde met z’n bakkes bovenop een bierglas. Dat glas kwam er weer uit, maar samen met z’n oog. Dat was zeker geen prettig gezicht. Nou heeft ‘ie een glazen oog, maar niemand die daar iets van ziet.

Pepijn: Eh, en zijn oog zag er net zo uit als het mijne?

Dammel: Eerst wel, maar bij hem moest het eruit toen. Ter plekke, geloof ik, want er was gelijk een dokter en een ambulance paraat.

Pepijn: Zeg, hou eens op met me op m’n gemak te stellen! Ik wil m’n oog nog niet kwijt, hoor!

Daphne: Maak je geen zorgen, zover zal het heus niet komen – een vuist is nog geen bierglas.

Sjors: Maar je weet maar nooit…

Daphne: Hou je mond ‘ns, Sjors!

Kasper: Wie was dat eigenlijk, die z’n oog verloor?

Dammel: Eh, nou, jullie kennen hem wel. Heeft ‘ie het daar nooit over verteld? Waarschijnlijk schaamt hij zich ervoor. Kan ik inkomen. Moest jij nou bier, Vliegenpapier?

Pepijn: Doe mij nou maar gewoon wijn. De rest wil wel bier, toch?

Daphne: Doe mij maar een appelcider.

Dammel: [naar Wiekske] Een appelcider en twee bier. En een rooie wijn voor Vliegenpapier.

[Wiekske schenkt in, tapt, etc.]

Kasper: Maar wie is dat dan, met dat glazen oog?

Daphne: Hè, laat Dammel nou eens met rust!

Dammel: Kijk, ik wil het je wel vertellen, ik ben de beroerdste niet, zeker niet, maar klaarblijkelijk wil de persoon met het glazen oog niet dat jullie het weten, dus moet ik eigenlijk ook m’n mond dichthouden, begrijp je?

Daphne: [begripvol] Ja hoor, Dammel, we begrijpen het.

[Dammel loopt weer terug naar de tap.]

Daphne: [naar Kasper] Jij bent ook verre van tactvol! Hoe zou jij het vinden, als je een glazen oog had en mensen zaten je aan je kop te zeiken daarover? Toch ook niet leuk?

Kasper: Ik hou m’n mond al!

Sjors: Ken je die mop van die man met een glazen oog die bij de slager komt? Hij komt bij de slager en zegt: "…

Daphne: [onderbrekend] Sjors, dit is niet het moment!

Sjors: Nee, hij zegt: [lacht om z’n eigen grap]

Daphne: Pepijn, zeg jij er eens wat van!

Pepijn: Ik? Ik zou graag wat ijs willen voor op m’n oog. Het gloeit een beetje. Die tafelpoot kwam hard aan! [doet z’n ene oog dicht, daarna z’n andere] Ik zie er ook niet zo goed door. Oh…

Daphne: Doe er een beetje koud water op in de wc, misschien dat dat helpt. Hier, ik ga wel even met je mee. [staat op en helpt Pepijn naar het damestoilet]

Dammel: Hé! Vliegenpapier! Dat is het D-A-M-E-S-toilet! Voor jou en mij is er het H-E-R-E-N-toilet ernaast!

[Pepijn en Daphne lopen zonder het schijnbaar gehoord te hebben het damestoilet binnen. Exit Pepijn & Daphne.]

Dammel: Het is toch ook niet te geloven, hè, Wiek? Koop ik voor ik weet niet hoeveel geld bordjes met daarop ‘HEREN’ en ‘DAMES’ en dan lopen ze evengoed nog het verkeerde toilet binnen!

Wiekske: Die bordjes heb je gejat, hoor, bij dat café hiernaast. Die kostten je dus niks. Bovendien lijkt het me dat hij alleen maar wat aan z’n oog wil doen. Ik zou dat ook voor geen goud in het herentoilet willen doen. Heb je het daar wel eens gezien? Eén stinkende puinhoop is het daar vaak, verre van hygiënisch.

Dammel: Zo kan ‘ie wel weer. Het herentoilet is hartstikke schoon. Bovendien, hoe zou jij weten dat het daar zo smerig is? Je mag daar helemaal niet komen!

Wiekske: Goed hoor, pap. Maak jij ze voortaan schoon. [Wiekske zet de volgeschonken glazen op een dienblad en brengt het naar Kasper en Sjors]

Kasper: [naar Sjors] Zag jij nou z’n glazen oog? [naar Wiekske] Dank je.

Sjors: Van Dammel? Nee. Maar hij keek me in ieder geval geen keer recht aan, dus daarin had Simon wel gelijk.

Kasper: Mij ook niet, maar Pepijn wel. Misschien dat Pepijn het zag.

Sjors: Met dat oog van hem? Het zou mij verbazen als hij er ook maar iets door zag. Laat staan een glazen oog.

Kasper: Hmm. [naar Wiekske] Kun jij dat nou zien, dat Dammel een glazen oog heeft?

Wiekske: Wat?

Kasper: Heeft Dammel nou een glazen oog?

Wiekske: Niet dat ik weet, hoezo?

Sjors: Simon zei dat.

Wiekske: Oh, dat. Nee, Dammel heeft geen glazen oog. Alleen een litteken op z’n wang.

Kasper: Ja, dat hebben we gezien. Hoe is ‘ie daar eigenlijk aan gekomen?

Wiekske: [gaat zitten aan het tafeltje] Nou, zit zo. Vroeger hadden we een café in Gent, waar in ’86 die studentenrellen uitbraken, weet je nog?

Kasper & Sjors: Mja.

Wiekske: Nou, het was zo dat op een gegeven moment, nadat die rellen uitelkaar waren geslagen, een stel studenten naar ons café toe gingen om alles daar te bepraten onder elkaar. Echter, die studenten waren uit op mot, want ze hadden zo op hun falie gekregen van de politie. Dammel en ik waren een nogal gemakkelijk slachtoffer. Dus die studenten weigeren te betalen. Nou, je kent Dammel wel, die haat dat soort dingen. Ik belde de politie terwijl hij die studenten te lijf ging met een stuk tafelpoot die een week daarvoor kapot was gevallen. Slijtage ofzo, dat weet ik niet meer. Eén van die studenten had een mes bij zich en terwijl Dammel ze bedreigde dat ze toch zouden moeten betalen, of de toiletten schoonmaken, gaf die student hem zo een jaap in z’n wang. Dammel is er toen gelijk op los gaan slaan en sloeg, per ongeluk eigenlijk, die student zonder mes zo, dat z’n hele oog beschadigd raakte. Alles splinters in dat oog weet ik nog. Het duurde zo lang voordat de politie er was, of de ambulance. Die belde ik natuurlijk gelijk ook. Toen die er eindelijk waren was van een gevecht allang geen sprake meer. Alle studenten bekommerden zich over die jongen met die splinters in z’n oog. Dammel werd gearresteerd en werd gedwongen zijn café te sluiten en mocht geen nieuw café meer beginnen in Gent. Toen zijn wij maar hierheen gegaan, naar Dammels geboortestreek.

Sjors: Ik vond het al zo raar dat jij met een Belgisch accent praatte en Dammel niet. Dat verklaart alles.

Kasper: Maar die jongen met die splinters in z’n oog kreeg dus een glazen oog?

Wiekske: Daar weet ik verder niets van. Ik bemoeide mij niet met die studenten verder. Dat was aan de politie en ambulance. Ik was bezig Dammel te verbinden voor zover ik dat kon. Wist je dat als hij niet gearresteerd zou zijn geweest hij dat litteken ook nooit zou hebben gehad? De dokter kreeg namelijk geen tijd om het te hechten en daarom werd het een litteken.

Kasper: Aha.

Sjors: Jaja.

Wiekske: Dat is dan 14,75.

Kasper: Is dat voor de drank of voor het verhaal?

Wiekske: Beide.

Kasper: [trekt portemonnee] Koopje! [lacht]

Dammel: Hé Wiek! Niet zo lopen te lullen! Er is werk aan de winkel!

[Wiekske zucht, kijkt Kasper & Sjors betekinsvol aan en staat op.]

Kasper: Het wordt een almaar vreemdere zaak.

Sjors: De Cock en het Mysterie van het Glazen Oog.

Kasper: Dus Dammel heeft geen glazen oog.

Sjors: Ik denk dat dat een goeie deduction is, Watson.

Kasper: Maar iemand anders waarschijnlijk wel.

Sjors: Indeed.

Kasper: En wij kennen die persoon blijkbaar ook.

Sjors: You’re quite right, my dear Watson.

Kasper: Ken jij iemand die in ’86 in Gent bij de studentenrellen was?

Sjors: Ik en Daphne waren daar, maar ik heb geen glazen oog, en Daphne ook niet.

Kasper: Ik was er ook toen, maar mijn oog is ook zeker niet van glas.

Sjors: Wie waren er verder?

Kasper: Was Pepijn er ook niet? En Simon? Die was er volgens mij ook.

Sjors: Dus je denkt dat één van hen twee een glazen oog heeft?

Kasper: Of allebei, die mogelijkheid mogen we vooralsnog niet uitsluiten. Een vreemde zaak.

Sjors: Dat valt wel mee. Ik denk dat we wel met zekerheid kunnen zeggen dat het Simon is die het glazen oog heeft. I say dat we zometeen Pepijn moeten porren om het Grote Geheim Achter Simons Onmogelijk-zijn te verklappen.

Kasper: Lang geen slecht idee. Daar heb je ze net.

[Pepijn & Daphne komen weer teruglopen. Op Pepijn’s oog zit een prop natgemaakt toiletpapier.]

Sjors: Hoe is het met je oog?

Pepijn: Het gaat wel. Heb je gezien dat het helemaal dik begint te worden? Daphne heeft er nu nat toiletpapier opgelegd en dat helpt wel weer wat.

Kasper: Zeg Pepijn, hoe zit dat nu met Simons tragische agressie?

Pepijn: Ik zal het jullie wel vertellen nu. Ik denk dat de tijd er wel rijp voor is. Kunnen jullie je die studentenrellen in Gent nog herinneren? Dat was in ’86, hè? Ik was daar ook, samen met Simon. Grote gevechten met de politie toen, hordes studenten werden uitelkaar geslagen en allemaal doken ze een straat in. Wij ook. Op een gegeven moment kwamen we in een café terecht. Dat café dat Dammel daar vroeger had. Daar zijn we toen wat gaan drinken, totdat we erachter kwamen dat we geen cent op zak hadden. Toen we dat tegen Dammel zeiden sloeg hij volledig op tilt. "Klaplopers!" schreeuwde hij, en God weet wat allemaal nog meer. Hij pakte toen ook gelijk een honkbalknuppel en wilde op ons in gaan slaan. Waanzin, natuurlijk! Wat hadden we eigenlijk gedaan? Niks toch? En zoveel hadden we niet gedronken. Een paar biertjes, verder niets. Maar goed, Dammel daar zwaaien met die honkbalknuppel en Simon had nog een roestig oud zakmesje bij zich waarmee hij een beetje hopeloos liep te dreigen, zonder veel succes. Onderwijl liep ik om Dammel heen om te proberen hem die knuppel afhandig te maken, maar Dammel haalde genadeloos uit naar Simon waardoor hij tegen de punt van een tafel knalde met z’n oog. Ik heb zelden zoveel bloed gezien in m’n leven! Wiekske belde gelijk de ambulance en ook de politie, die hebben gelijk Dammel opgepakt. Simons oog was toen al niet meer te redden, zo bleek. En hij kreeg dus een glazen oog met bijbehorend rothumeur. Hij is er nooit meer echt overheen gekomen.

Daphne: Ach nee!

Kasper: Simon heeft een glazen oog? En daarom is hij zo fel?

Pepijn: Ja. Simon. Denk er eens aan als hij weer eens zo doet. En denk dan gelijk eens aan Dammel. Eigenlijk is het zijn schuld.

Daphne: Maar waarom komt Simon hier dan eigenlijk? Of jij? Ik zou hier nooit willen komen als dat met mij gebeurt was.

Pepijn: Jullie komen hier zo graag. Dat pleziertje wilde Simon niet vergallen, begrijp je. Nu weet je trouwens ook hoe het komt dat Dammel de achternamen van Simon en mij weet. Van het politierapport.

Daphne: Arme Simon!

Sjors: Nou, dat valt wel mee. Hij gedraagt zich nou niet bepaald zielig.

Kasper: Of juist wel. Ik bedoel, dat hij zich zo agressief gedraagt omdat hij van binnen wel kan janken vanwege zijn glazen oog.

Pepijn: Dat glazen oog kan hem niet eens zoveel schelen; het is meer dat hij die klap van Dammel niet kon ontwijken en het feit dat hij daar dagelijks weer aan herinnerd wordt. Maar beloof me één ding, en dat is dat je dit nooit tegen Simon gaat zeggen. Of tegen wie dan ook. Hij wil liever niet dat iemand het weet.

Daphne: Ja. Simon een glazen oog. Het is mij nooit opgevallen.

Kasper: Mij ook niet.

Sjors: Nee. Raar eigenlijk. Je denkt altijd dat een glazen oog nogal in de gaten zou lopen. Blijkbaar niet dus.

Pepijn: Shhh! Simon komt binnen!

[Simon stapt weer naar binnen, alle ogen zijn op hem gericht. Daphne, Kasper & Sjors proberen zijn glazen oog te zien, merken wat ze doen en kijken snel voor zich uit.]

Simon: Dag allemaal! Ik vond dat ik toch misschien iets te abrupt reageerde daarnet, dus ben ik weer terug om sorry te zeggen.

Daphne: Het is al goed, hoor. Wil je wat drinken? [naar Dammel] Nog een biertje, Dammel. [naar Simon] We waren het alweer vergeten. Hoe is het met je?

Simon: Met mij? Goed hoor. Hoe is het met je oog, Pepijn? Kun je er alweer een beetje door zien? Door twee glazen ogen is het toch ook maar slecht zien, hè? Sorry.

[Iedereen kijkt verbaasd naar Simon, en dan naar Pepijn. Pepijn lacht wrang. Doek valt. Onder het doek vandaan rolt nog een glazen oog.]


Terug naar Vorige Pagina | Terug naar Toneel Index
Terug naar Subindex